Louise van Santen Kaften boekjes
 
   
Biografie

Louise van Santen werd geboren in Amsterdam als tweede in een gezin van vijf kinderen.
Als heel jong meisje is zij in het verzet geweest (zij kreeg hiervoor later het Ere Verzets Kruis). De jonge mannen met wie zij samenwerkte tijdens de nazi bezetting werden allen gefusilleerd. Dit thema komt herhaaldelijk voor in haar poezië.
Na de oorlog is zij naar het buitenland vertrokken. Zij woonde voor langere tijd in verschillende landen. Eind 1958 kwam zij weer naar Nederland. Zij was inmiddels getrouwd — met een Nederlander — en had drie kinderen. Haar man — Paul Schwarz — is in 2006, na een huwelijk van 54 jaar, overleden. Zij hebben zes kleinkinderen waarvan de oudste vijf alweer volwassen zijn.

Louise van Santen is al heel jong begonnen met schrijven. Tot aan het begin van de jaren zestig publiceerde zij echter nog niet.
Door toevallige omstandigheden kreeg in 1961 Ed. Hoornik haar gedichten — die zij schreef en in een lade bewaarde — te lezen. Ed. Hoornik verzocht haar enkele gedichten te mogen publiceren in "de Gids", waarvan hij hoofdredacteur was.
Een paar maanden later publiceerde hij weer enkele gedichten van haar in "de Gids".
De eerste keer tekende zij de gedichten met "Wiesje" van Santen, zoals zij door iedereen genoemd werd. Ed. Hoornik had er een handje van de namen van dichters en schrijvers te veranderen. Toen hij vernam dat Wiesje een afkorting was van "Louise" veranderde hij dat onmiddellijk. Bij de tweede publicatie in de Gids stond "Louise van Santen" en tussen haakjes: "publiceerde voorheen onder de naam Wiesje van Santen."
Sindsdien is de naam Louise gebleven.

In 1964 verscheen haar eerste bundel, David zonder Schild. In de volgende jaren publiceerde zij een tweede en derde dichtbundel, De Schaduw van de Filistijn (1965) en Eerst was er niets (1967).
In de jaren zeventig publiceerde zij Sjanson (1971), een bundel cabaretliedjes en gedichten. Daarnaast schreef zij ook een roman, ‘Wie valt doet niet meer mee’ (1974) en het epische gedicht ‘Lang eentonig verhaal’ (1975). Bovendien vertaalde zij een kinderboek van Jeanne Peterson, ‘Ik heb een zusje, mijn zusje is doof’ (1977).
Haar kinderboek ‘Hoor je mij’ en de dichtbundel ‘Laatste oproep’ verschenen in 1980.

Louise van Santen ‘ontdekte’ in de jaren vijftig de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson via enkele al langer bestaande publicaties van Simon Vestdijk. In de jaren dertig had Vestdijk in zijn essaybundel ‘Lier en lancet’ een verhandeling gepubliceerd over Emily Dickinson. Tevens vertaalde Vestdijk in die tijd een aantal gedichten van Dickinson.
Deze ontdekking groeide uit tot een liefde voor het uiterst boeiende en krachtige werk van Emily Dickinson. Sindsdien heeft zij zich — dan intensief, dan minder intensief — beziggehouden met het werk van deze dichteres.

In 1978 zag zij in Londen het toneelstuk ‘Emily’, dat werd gespeeld door de Amerikaanse actrice Julie Harris. Dit solospel is geheel opgebouwd uit brieffragmenten en gedichten van Emily Dickinson. Louise van Santen vertaalde en bewerkte dit toneelstuk voor de Nederlandse taal (1983). Aan het begin van de jaren tachtig resulteerde dit in meer dan honderd succesvolle toneelvoorstellingen.

In de jaren daarna verscheen nog een aantal bundels naar aanleiding van het werk van Emily Dickinson. Zo verschenen er drie bundels met vertalingen van gedichten van Dickinson, ‘Gedichten’ (1986), ‘Liefdesgedichten’ (1995) en ‘Geheimen’. Daarnaast vertaalde Louise van Santen ook enkele belangrijke overgebleven brieven van Emily Dickinson. In de bundel ‘“Meester” brieven’ uit 1987 staan vertalingen van drie brieven die Dickinson schreef aan een ‘meester’; deze brieven worden gezien als zeer belangwekkend ten aanzien van het oeuvre en leven van Emily Dickinson. De bundel ‘Brieven’ (1991) brengt een aantal brieven die zeer literair zijn en door hun strekking enige helderheid scheppen in de levensloop van de Amerikaanse dichteres.

De in maart 2004 overleden Nederlandse dichter Max Dendermonde woonde gedurende een lange tijd in de Verenigde Staten. Zeer geregeld stelde hij zijn Nederlandse collega-schrijvers en de Nederlandse uitgeverijen op de hoogte van wat er op literair gebied allemaal gaande was in de VS. In 1996 noemde Dendermonde in zijn circulaire de dichteres Virginia Hamilton Adair. Deze dichteres, toen 83 jaar oud, publiceerde op haar hoge leeftijd haar allereerste bundel. De bundel had een groot succes in de Verenigde Staten, en Dendermonde schreef dat ‘Ants on the Melon’, zoals de bundel heette, eigenlijk vertaald zou moeten worden door Louise van Santen, die zoveel vertaald had van Emily Dickinson.
Op deze manier werd Louise van Santen in contact gebracht met de schrijfster Virginia Hamilton Adair. Hieruit vloeide een vriendschap met deze schrijfster voort en tevens een vertaling van ‘Ants on the Melon’ (‘Virginia Hamilton Adair’, ‘Gedichten’, 1998).
Virginia Hamilton Adair overleed in september 2004.

Na deze lange periode waarin Louise van Santen vele vertalingen publiceerde, kwam in 1998 een bundel met eigen werk uit. Deze meest recente publicatie van Louise van Santen is getiteld ‘Op het puntje van mijn tong’, en bestaat voor het grootste deel uit gedichten van recente datum.